Wees geen watje: vraag niet, maar doe een voorstel
Het is een van mijn stokpaardjes. Ik ben het me echt bewust geworden als speler en regisseur van improvisatietheater. Als je een scène improviseert is er per definitie geen script. Al spelende vind je dus met elkaar uit waar de scène over gaat. Als speler A achterdochtig naar speler B kijkt, kan deze vragen wat er aan de hand is, of zij kan spelen dat ze weet waarom A zo kijkt en bijvoorbeeld zeggen: “Ik heb je één keer bestolen, maar nu heb ik het niet gedaan.” In het eerste geval heeft B niks toegevoegd aan de scène. A was achterdochtig en moet nu vervolgens zelf verklaren waarom. Keith Johnstone, een grootheid in improland, noemt dit gedrag van B ‘wimping’. Ze is een watje doordat ze geen verantwoordelijkheid neemt en afwacht. In het tweede geval neemt B het heft in handen: er was al de achterdocht van A en dankzij B’s reactie weten we nu ineens een heleboel meer – over hun verleden (ze heeft A een keer bestolen) en over de huidige situatie (A is blijkbaar weer iets kwijt).
Ook op het werk komt het maar wat vaak voor. Er is iets aan de hand. Er moet iets gebeuren. Het kan een grote belemmering zijn die het hele team raakt, of iets kleins waar iemand zich aan ergert, misschien alleen jijzelf maar. Je hebt het waargenomen. Seeing it is owning it. Je kunt niet meer doen of je neus bloedt. “Wat zullen we er aan doen?” is dan een duidelijk geval van wimping. Kom dus liever met een voorstel. “Laten we dit doen.” Het is riskant, want misschien vinden de anderen jouw voorstel geen goed idee. Maar geloof me, negen van de tien keer zijn ze je dankbaar. Geen getreuzel of oeverloze discussies, gewoon een voorstel waarmee we aan de slag kunnen.
Let er maar eens op. Kijk eens of het lukt: geen vragen stellen maar met voorstellen komen. En zie eens wat het oplevert.