Jullie zijn ook ons
Het is een complex speelveld. Allerlei partijen willen betrokken zijn, of juist niet, al naar gelang het uitkomt. Iedereen zegt dat er iets in de cultuur moet veranderen. Het lijkt soms wel een bezweringsformule: zolang we roepen dat de cultuur moet veranderen, hoeven we zelf niet te veranderen. Cruciaal lijkt me dat we gezamenlijk stappen (of liever nog: kleine stapjes) gaan zetten. Niet elke stap met z’n allen, maar geen stap waar niet ook anderen bij betrokken zijn. Dus is het belangrijk om elkaar beter te leren kennen om elkaar makkelijker te kunnen vinden als en wanneer dat nodig is. Veranderen is een zaak van lange adem.
Het doel van de bijeenkomst doet er hier niet toe. Iets met innovatie. Maar voor mij was minstens zo belangrijk dat we bij elkaar waren en elkaar te ontmoetten. Dat was mijn impliciete doel. Ik was dus blij met de aanwezigheid van mensen uit tal van afdelingen, gremia en teams. Het leverde een geanimeerd gesprek. Een goede uitwisseling van ideeën. Iedereen leek het behoorlijk met elkaar eens. Dat is natuurlijk makkelijk zolang het gesprek niet heel concreet wordt. Ik bleef dus alert op wat er gezegd werd.
“Ik benijd jullie niet.”
Het was een zinnetje in een langer betoog van een van de deelnemers. Over de teneur van zijn betoog was iedereen het eens. Waarom hij ons niet benijdde, de complexiteit van de vraagstukken waar we voor stonden, dat herkenden we maar al te goed. Toch wilde ik nog even terug naar dat zinnetje.
Ik antwoordde:
“Ik benijd ons ook niet. Maar even voor de duidelijkheid: jullie zijn toch ook ons?”
Het idee was dat we met elkaar, uit alle hoeken van de organisatie, een gezamenlijk belang hebben. Het zinnetje waarin de spreker ‘ik’ afzette tegen ‘jullie’, beviel met daarom niet. Waarschijnlijk was het zonder enige verkeerde bedoeling gezegd en was het ingegeven door de rol die zijn afdeling al jaren speelde in zijn deel van de organisatie. Ze hadden ook niet zoveel te maken met de rest. Maar wilden we daar nou niet juist iets aan veranderen? “Jullie zijn toch ook ons?”
Gelukkig beaamde hij dit volmondig. Even werd mijn impliciete doel voor iedereen expliciet.
“Jullie zijn toch ook ons?” Ik hoop altijd dat dit soort zaadjes ergens in de toekomst tot bloei komt.